EINDHOVEN – Ik sla linksaf waar ik normaal gesproken rechtdoor fiets. Een camera hoog in een paal, staat recht op mijn smoel gericht. Onzeker rij ik door. Het enorme landgoed van de Woenselse Poort is tegenwoordig een openbaar terrein, toch voelt het illegaal om hier in mijn eentje rond te fietsen.
Een heel stuk rechtdoor. Rechts met de bocht mee, langs de paardenstal. Tussen de grotere gebouwen staat zich een klein oud huisje, Grote Beek nummer 8. Een zware blauwe deur, hoge ramen, enkel glas, witte muren. De ruimte is modern ingericht met een barretje, tafels, stoelen en een groot rijdend presentatiescherm.
Matty – “Iedereen is jaloers op hoe wij met onze gestoorde criminelen omgaan”
Vooraf beluisterden we een podcast. Hierin vertellen acteurs het verhaal van tbs’ers in de eerste persoon. Ik had er op de heenweg naar geluisterd, dus zat het vers in mijn gedachten. Het eerste ethische vraagstuk, voortkomend uit een van deze verhalen, kwam na nog geen vijf minuten op tafel te liggen.
Een vrouw die haar beide kinderen vermoordt doorloopt een tbs-behandeling en denkt hierna weer voorzichtig na over een nieuwe partner en zelfs kinderen.
De meningen zijn verdeeld. Het klinkt luguber, hoe kan je zoiets denken als je zo’n geschiedenis hebt? Dat is absoluut mijn natuurlijke reactie, zal ik maar toegeven. Toch kom ik er snel achter dat je met deze reactie aan de hele behandeling van de tbs-kliniek voorbijgaat. Want – zo leer ik later – een tbs-behandeling is de meest succesvolle behandeling die wij in Nederland kennen. Een behandeling, geen straf dus.
“Je kan beter een tbs’er naast je hebben wonen dan een crimineel”, vertelt Matty, onze gastheer die al jaren in de Woenselse poort werkzaam is.
Overigens is de Woenselse Poort geen tbs-kliniek. Dit is de eerste misvatting die we leren over ‘de brug tussen de forensische psychiatrie en de reguliere geestelijke gezondheidszorg’. De Woenselse Poort, gelegen aan de rand van Eindhoven, heeft veiligheidsniveau 3, in plaats van veiligheidsniveau 4 of 5 in tbs-klinieken.
Matty opent zijn presentatie met enkele nieuwsberichten. Tbs’er ontsnapt uit Woenselse poort Eindhoven.
0,01% van de tbs’ers komt niet op tijd terug naar de kliniek na een verlof. Dit was die 0,01%, van de 85314 patiënten die in 2022 op verlof gingen. Deze situatie haalde de krant. Overigens wisten de begeleiders van deze patiënt volgens Matty precies waar hij uithing.
“Iedereen is jaloers op hoe wij met onze gestoorde criminelen omgaan, behalve wij”, geeft Matty antwoord op de vraag of andere landen hetzelfde systeem kennen.
Gestoorde criminelen, dat is nogal een uitspraak. Matty haalt zich nog net niet het woord ‘gekkenhuis’ in zijn mond, maar hij zegt niet bang te zijn het woord ‘gestoorden’ te gebruiken. Hij is immers van de oude stempel, verklaart hij.
Toon – “Iedere dag is een nieuwe kans”
Voordat we een rondje over het terrein lopen, bekijken we de film van Toon. Een doodnormaal ogende man die jaren van zijn leven in de gesloten jeugdzorg, gevangenis en tbs-kliniek rondgelopen heeft.
“Iedereen zoekt naar veiligheid om zich heen. Ik greep mis.”
Zijn verhaal is pijnlijk om te horen. Het doet je beseffen dat er niet alleen kwade zin voor nodig is om in zo’n situatie te belanden. Je moet nogal wat kunnen om in Nederland mee te kunnen draaien. En met de ontelbare bomen op de weg van Toon is het bijna logisch dat hij in deze situatie belandde.
De film zit bomvol inspirerende oneliners.
“Ik geloof niet in tweede kansen. Iedere dag is een nieuwe kans.”
Toon is hersteld, zo heet de film. Hij zal nooit helemaal beter worden, maar hij kan omgaan met wat hem gebeurd is. Nu is hij ervaringsdeskundige en helpt hij anderen eenzelfde weg af te leggen. Hij won een internationale award voor zijn inzet.
Ben je ex-crimineel of mens?
Als je de man in alle kalmte zijn verhaal ziet vertellen, inclusief beelden van de uitreiking van de award in Engeland waar hij binnen een week Engels voor leerde, kan je niet anders dan concluderen dat Toon een mens is. Hij is op de eerste plaats mens en niet zijn verleden.
Sandra – “Achter iedere gebeurtenis zit een naaste”
We wandelen een rondje met Matty over het terrein. Een rondje door een kleine samenleving is beter verwoord. Naast de patiënten in de gesloten inrichting – een gebouw voor jongeren en een voor volwassenen met een enorm hek eromheen – staan er woningen op het terrein waarin mensen begeleid en vooral in alle rust leven. We lopen door een grote tuin, over de begraafplaats via het restaurant terug naar ‘ons’ gebouwtje.
Voor de deur staat een vrouw. Ze heeft donkere haren, een warme uitstraling en kijkt krachtig uit haar ogen. Ze loopt met ons mee naar binnen en het geluidniveau in het zaaltje daalt. Sandra zit aan het hoofd van de tafel waar wij met dertien studenten omheen zitten.
Haar verhaal begint.
Een ex-man in de tbs-kliniek, zoon Tim alleen opgevoed. Op zijn 14e rookt Tim zijn eerste jointje. Waar ze Tim zo voor heeft proberen te beschermen gaat mis. Hij raakt drugsverslaafd en moet daarnaast de gevangenis in. Terug bij Sandra loopt het uit de hand en kiest ze ervoor haar zoon uit huis te zetten. Acht maanden lang leefde hij op straat.
Nu woont Sandra’s zoon wel in een eigen huisje en krijgt hij twee keer per week een beetje leefgeld. Soms vraagt hij haar toch nog of hij wat geld kan lenen. Dan moet ze nee zeggen.
We vragen haar waarom Tim niet behandeld wordt. “Zonder eigen motivatie is behandeling geldverspilling”, zegt Sandra. “De moeilijkste vraag in het leven is ‘help me’.”
Er wordt vaak en snel geoordeeld over de situatie en de keuzes van Sandra en natuurlijk ook die van haar zoon. Dat beaamt ze. Waarschijnlijk had ik dat datzelfde gedaan. Maar nu zo’n sterke vrouw in al haar kwetsbaarheid bij een groep toekomstig journalisten haar verhaal op tafel legt, is het absoluut onmogelijk nog een oordeel te hebben.
Kunnen we de journalistiek de schuld geven? Oordeelt de journalistiek te snel omdat mensen te snel oordelen? Zijn we de naasten bij iedere gebeurtenis ver uit het oog verloren? Immers: “Achter iedere gebeurtenis zit een naasten”.
De journalistiek kleurt in hoe we met elkaar denken.
Deze stelling komt tegen het eind van het gesprek ter sprake. Snel krabbel ik het op mijn blaadje. Laten we dit bekronen tot dé meest belangrijke uitspraak voor de journalistiek. Laten we de woorden bij iedere redactie groot op de muur kalken.
“Mensen oordelen niet altijd bewust, maar als we minder oordelen kunnen we verbindingen maken”, aldus Sandra.
Rustig fiets ik terug. Mijn hoofd tolt. Zo veel informatie, zo veel verhalen, zo veel emotie.