
Het enige waar ik bij deze man respect voor heb, is dat hij de kracht heeft gevonden om zijn verhaal op te schrijven. Meerdere keren noteert hij achter een passage de woorden [veroordeel me niet]. Het is als het verzoek niet aan de roze olifant te denken. Natuurlijk denk je daar dan wel aan, net zoals het feit dat ik Eduard Louis veroordeel. Al had ik daar zijn toevoeging binnen de haakjes niet voor nodig.
In mijn denkbeelden kan ik niet verder afstaan van deze man. Eduard heeft zo veel meegemaakt. Het is een achtbaan aan goed en slecht. Tijdens de prologen gaan mijn gedachten van ‘doe mij dat maar’ naar ‘wat een nachtmerrie’ naar ‘ver van mijn bed show’ en ‘toch best herkenbaar’.
Een van de meest tekenende passages uit het boek luid als volgt:
“Toneel is meer geweest dan een kunst. Het was een instrument om een nieuw leven te bedenken, want dankzij het toneel was hij de eerste in zijn familie die naar de middelbare school ging en dankzij het toneel heeft hij geleerd dat je rollen kunt spelen, dat wil zeggen, afstand scheppen ten opzichte van je leven, het leven dat je is opgelegd, je familiegeschiedenis, dankzij het toneel beseft hij dat als hij iets of iemand anders wilde zijn – een van beide dat maakt opzich weinig uit – dan moest hij dat spelen totdat hij dat werd, hij besefte dat alles om rollen draaide.”
Eduard Louis
Ik besef me natuurlijk dat ook mijn afkomst totaal anders is dan die van Eduard. Ik groeide niet op in een arm gezin en was zeker niet de eerste uit mijn familie die naar de middelbare school ging. Ook weet ik niet wat het is om tot een nog-niet-maatschappelijk-geaccepteerde minderheid te behoren, zoals Eduard homo is. Had ik dezelfde levensinstelling gehad als ik in zijn schoenen was grootgebracht? Ik zou het nooit weten. Maar ik ben het niet eens met wat Eduard hier opgeschreven heeft.
Hoezo wordt je leven je opgelegd? Is je toekomst puur gebaseerd op je familiegeschiedenis? Hoe kan toneel spelen ooit een oplossing zijn, leren we niet allemaal dat we ten alle tijden ons zelf moeten zijn en blijven?
Ik schrik een beetje, als ik na een tijdje lezen de foto van de schrijver op de achterflap van het boek ontdek. Door de problematiek die in de eerste bladzijdes van het boek beschreven wordt, ga ik er zonder twijfel vanuit dat het verhaal ‘oud’ is, niet meer uit deze tijd. Dit blijkt een vooroordeel van mij. Eduard Louis is slechts tien jaar ouder dan ik. Dat maakt de aangesneden thema’s meer hedendaags dan ik in eerste instantie vermoedde.
Zo legt hij het verschil tussen hem en Elena uit. Elena groeit rijk op in euro’s, maar vooral ook rijk in informatie. Wat haar een voorsprong zou geven in termen van onderwijs. Een verschil in klassen dat suggereert dat het gezin waarin je opgroeit een grote zo niet de grootste invloed zal hebben op het pad dat voor je ligt.
En over de maatschappij schrijft Eduard:
“Ik zag dat de wereld was georganiseerd rondom binaire principes: zwaar/licht, luidruchtig/stil, dik/dun, zichtbaar/gesuggereerd, opdringerig/subtiel, grof/keurig, wat ook klassenprincipes zijn, en dat ik me altijd onvermijdelijk aan de minst legitieme kant van de structuur bevond.”
Eduard Louis
Tegen het einde van het boek voel ik alleen maar negativiteit en afschuw. “Ben ik gedoemd om permanent te hopen op een ander leven?” schrijft Louis. Wat me vooral opvalt aan het verhaal is dat er geen pagina te bekennen is waarin Eduard blij is met wat hij doet en waar hij staat.
“Wat wilde ik eigenlijk in Parijs? Vandaag de dag is het me nog steeds niet duidelijk, wilde ik een nette jonge man worden? Rijk worden? Een intellectueel worden? Erkend worden? Permanent, definitief beschermd worden tegen het risico van armoede? Wilde ik veranderen of allereerst veranderen in de zin van wat ‘opklimmen op de maatschappelijke ladder genoemd wordt?” Hij stelt zichzelf precies de vragen die al hoofdstukken lang door mijn hoofd spookten. Eindeloos werkt hij, om de volgende stap te kunnen zetten. Maar ik lees hem nooit echt ergens van genieten.
Als je heel hard werkt om de berg te beklimmen, dan is onderweg van het uitzicht genieten onwijs veel belangrijker dan de top bereiken. Die uitspraak is in de vorm van bergen op mijn lichaam getatoeëerd.
Zijn drang zich te bewijzen is enorm en kwaliteit van leven wordt hier totaal door overschaduwd. Zo zie ik het tenminste. Eduard Louis schrijft over zijn ‘oneindig diepe wanhoop’ en ‘grenzeloze hoop’ die naast elkaar bestonden. Dat doorzettingsvermogen en die hoop op een beter leven, is zeker bewonderingswaardig. Daar kunnen velen vast nog veel van leren. Kunnen we dan stellen dat Eduard hierin doorgeslagen is?
Los van de inhoud is Veranderen: Methode een kunstwerk om te lezen. Zinnen komen niet altijd direct binnen. Soms moet ik de zin een paar keer overnieuw lezen om te begrijpen wat er staat, en regelmatig snap ik het daarna nog niet. Maar altijd heb ik het gevoel dat met ieder klein stukje tekst – soms slechts een enkel woord – iets belangrijks wordt verteld.
Twee mooie zinnen uit het boek:
“Ik was een indringer die een leven gestolen had dat niet het zijne was.”
Eduard Louis
“Ik had er graag met iemand over gepraat, geloof ik, graag willen zeggen welk geweld er in mijn lichaam losbarstte, geen destructief geweld, nee, integendeel, mooi geweld, het geweld van losscheuren, van de mogelijkheid tot een vorm van vrijheid.”
Eduard Louis
Hoewel ik over Eduards manier van leven vooral kritisch ben, laat hij je wel op de goede manier nadenken over veranderen. “Bij een veranderingsproces zijn de mensen om ons heen net zo belangrijk als wat we aan het worden zijn.” Die zin raakt me. Veranderen gaat nooit alleen, maar altijd gepaard met wie er op je pad komen.
De laatste mooie zin uit het boek die absoluut het uitlichten waard is, schrijft Eduard tegen zichzelf in het nawoord. “Je hoeft niet meer anders te worden, je hoeft alleen maar te zijn.” De woorden doen me denken aan een andere quote die regelmatig leeft in mijn hoofd, luidend: Wat wil je worden? Die vraag houd me klein, je moet blijkbaar iets worden om iets te kunnen zijn. En zo werkt het denk ik.
Leave a Reply